Eén van de boeken die tijdens mijn studententijd een grote indruk op me gemaakt hebben is ‘Angst voor vrijheid’ van Erich Fromm. We bespraken het in een leesclubje onder leiding van professor Herman van Riessen in een keldertje van de studentenvereniging CSR aan de Oude Delft.
Erich Fromm (1900-1980) was één van de belangrijkste denkers van de vorige eeuw. Hij was socioloog, psycholoog en filosoof en moet volgens mij een scherp waarnemer geweest zijn.
Wat me altijd bijgebleven is hoe hij uitlegt dat er verschil is tussen negatieve en positieve vrijheid. De negatieve vrijheid is te omschrijven als ‘vrijheid van …’ en de positieve als ‘vrijheid tot …’. Het paradoxale van de mens is dat hij streeft naar bevrijding van allerlei knellende banden, zoals van de overheid of van de kerk, maar als die vrijheid eenmaal bereikt is, niet altijd goed weet hoe daarmee om te gaan. Die totale vrijheid is beangstigend. En om eraan te ontsnappen gaat de mens weer op zoek naar manieren om die vrijheid te ontlopen. Fromm noemde daarbij drie manieren: autoritarisme, destructivisme en conformisme. Men gaat op zoek naar een sterke leider met autoriteit, zoekt een gemeenschappelijke vijand en wil eenheid in uniformiteit. Het boek van Fromm verscheen in 1941. Dat zegt genoeg.
We leven in een fantastisch land met op dit moment nog een grote mate van vrijheid voor iedereen. Maar die vrijheid staat wel op de tocht. Want velen lijken de vrijheid niet zo aan te kunnen. En er zijn politici die daarop inspelen. Die zich presenteren als leider die ons 'Nederland' weer wil teruggeven door het te ontrukken aan een vijand die ons dat aan het afnemen is. Die anderen vrijheid gaat ontnemen en daarbij hoopt op steun van volgelingen die niet zo goed met hun eigen vrijheid weten om te gaan. Ik meen sommige aspecten daarvan te kunnen waarnemen bij de Partij van de Vrijheid.
Fromm schreef ook over een positieve manier van omgaan met vrijheid: het bewaken van je persoonlijke onafhankelijkheid en integriteit en tegelijkertijd je te verbinden met je omgeving door liefdevolle relaties en zinvol werk. Zulke vrijheid betekent dus geen ongebondenheid. Maar het betekent verbinding door de overgave van de liefde. Een gezonde samenleving bestaat uit mensen die op deze manier authentiek durven zijn. Die hun eigen identiteit niet willen inruilen voor nationalisme. Een samenleving waarin diversiteit en verbondenheid niet met elkaar op gespannen voet staan.
We mogen weer een nieuw parlement kiezen. Ik hoop dat de verkiezingen van woensdag 15 maart een beetje zullen bijdragen aan zo’n gezonde samenleving. En dat er niet gebeurt waar ik toch wat bang voor ben.